Laurentiuskerk Folsgare.
De oorsprong van Folsgare gaat terug tot een nederzetting die is ontstaan op een soort landtong die uitliep in de oude Middelzee. De oudst bekende betrouwbare naam van het dorp, “Foldesgara”, stamt uit 1275. Het element “gara” is oud-Fries voor “puntige vorm” of “landpunt” en “Folde” is een mannennaam. De middeleeuwse kerk van Folsgare was gewijd aan de Heilige Laurentius of Sint Laurentius.
De heilige martelaar Laurentius van Rome leefde in de derde eeuw na Chr. tijdens de christenvervolgingen. Hij werd geboren omstreeks het jaar 225 in Spanje en oefende in Rome het ambt van diaken uit tot zijn dood in 258. Laurentius had speciaal tot taak het beheren van de middelen die binnenkwamen voor de noodlijdenden en behoeftigen. De keizer, die de christenen op alle mogelijke manieren bestreed en ook Laurentius gevangen had gezet, eiste van hem de verzamelde kerkelijke gelden, goederen en rijkdommen op om daarmee de Romeinse oorlogvoering te kunnen betalen. Toen Laurentius verlof kreeg om alles bijeen te brengen, maakte hij van de gelegenheid gebruik om dat te verdelen onder de armen. Hij werd daarna op gezag van de keizerlijke rechters gefolterd op een rooster boven een vuur. Mogelijk is hij daarbij overleden, maar het is waarschijnlijker dat hij daarna is onthoofd. 10 augustus 258 geldt als de officiële sterfdag van de Heilige Laurentius. Zijn verering was in het westen zeer algemeen.
Aan het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw hebben de kerk en het dorp veel te lijden gehad van de twisten tussen de Schieringers en de Vetkopers. Folsgare lag aan de weg tussen Sneek en Bolsward waar vaak plunderende troepen langs trokken. In 1498 waren dorpelingen in de kerk en de toren gevlucht toen een moorddadige bende het dorp naderde. Kerk en toren werden in brand gestoken en zeker tien mensen kwamen daarbij onder afgrijselijke omstandigheden om het leven. De kerk is verschillende malen hersteld, zoals in 1543. De Staten van Friesland gaven in 1612 een financiële bijdrage aan de kerk “tot behulp van d’reparatie der predickstoel en de bancken” en in 1643 en 1663 voor herstel van het kerkgebouw zelf. De nog bestaande ongelede zadeldaktoren werd gebouwd in de dertiende eeuw. Blijkens een in een balk gekerfd jaartal werd de toren in 1532 hersteld. Ook in 1687 vond er veel onderhoudswerk aan plaats.
De kerk verkeerde omstreeks 1860 in niet al te beste staat. In dat jaar werden er door de Folsgaarster timmerman-aannemer Pieter Willems Twijnstra voor bijna ƒ 900,– “timmeratiën” aan het gebouw verricht. In de drie-dorpen-gemeente gebeurde in die tijd nogal wat: zo was de kerk van Abbega in 1859 verlengd en waren kerk en toren van Oosthem in 1860 geheel nieuw gebouwd. Kennelijk stak de toestand van de kerk van Folsgare daar schraal bij af. Het was de toenmalige predikant ds. J.H. Guldenarm die zich in 1863 in een persoonlijke brief tot de kerkvoogden van Folsgare wendde naar aanleiding van de situatie waarin het gebouw verkeerde. Hij schreef, dat naar zijn inzicht “het kerkgebouw alhier van bedenkelijken aard zoude zijn en ten tweeden, dat zulks in het midden eener zo veelzins beweldadigde gemeente geen bewijs van waardering kan wezen van de voorregten des Heeren”. Deze niet mis te verstane woorden hadden effect. Besloten werd tot de afbraak van het oude kerkgebouw, de bouw van een nieuwe kerk en het behoud van de oude zadeldaktoren. Evenals in Oosthem werd de nieuwe kerk groter dan de voorganger. Ook de diensten in Folsgare trokken veel kerkgangers door de Woordverkondiging van de bekende rechtzinnige predikanten, in die tijd ds. Guldenarm. Voor de bouw van de nieuwe kerk was een bedrag nodig van ƒ 11.000,–. Het vereiste veel inspanning om dit bedrag bijeen te krijgen. Met de opbrengst van een intekenlijst door de gemeente, collectes, obligaties, een geldlening, verkoop van inventarisstukken uit de oude kerk en royale bijdragen van de kerkvoogdijen van Oosthem en Abbega lukt het uiteindelijk. De bouw werd gegund aan de timmerman-aannemer uit het eigen dorp Pieter Willems Twijnstra. Boven de ingang bevindt zich een gedenksteen met het opschrift: “De bouw dezer kerk is ondernomen in het jaar 1864” en dan volgt de tekst uit Colossenzen 3:16. De oude preekstoelkuip uit de vorige kerk kreeg weer een plek in de nieuwe kerk. Al spoedig bleek dat de kerk niet goed was gebouwd. Zij begon ernstig te verzakken, waardoor het in 1874 eigenlijk niet meer vertrouwd was er diensten in te houden. De kerkvoogdij zat met een groot probleem en vroeg aan een drietal deskundigen of gedeeltelijk herstel mogelijk was. Vermoedelijk was het gebouw slecht onderheid. Uiteindelijk werd het besluit genomen om de kerk geheel af te breken en weer op te bouwen. Architect Pier de Jong uit Hommerts maakte een plan. De kosten werden begroot op ƒ 6.100,–. Na inschrijving werd het werk gegund aan Willem M. Walsweer, timmerman-aannemer te Uitwellingerga, voor ƒ 5.555,–. Om aan het benodigde geld te komen ging er weer een intekenlijst door de gemeente en de kerkvoogdij sloot opnieuw een lening. De bestaande kerk werd afgebroken en de nieuwe kerk moest zoveel mogelijk met gebruikmaking van het oude materiaal worden opgebouwd. Dat gold zowel voor het exterieur als het interieur. De kerk moest er ongeveer weer net zo uitzien als de vorige. Er werd nu gezorgd voor een hechte fundering: 218 stuks dennen heipalen van ongeveer 5.5 meter lengte en 20 cm doorsnede. Op 8 september 1875 werd de eerste steen gelegd door R.T. Abma. Twee gedenkstenen aan weerskanten van de ingang herinneren aan de herbouw en de eerste steenlegging. De kerk moest eind 1875 klaar zijn, maar voordat de bouw voltooid was ging de aannemer failliet. Dit veroorzaakte flinke vertraging. In 1876 werd de kerk afgebouwd door timmerman Gerrit Monsma uit Folsgare. Het stucadoorwerk werd verzorgd door Wempe uit Sneek en het schilderwerk door J. Elsinga uit Oosthem. Er moest ten slotte nog een lening worden gesloten om het project financieel rond te krijgen.
De ruime zaalkerk heeft aan de oostzijde een driezijdige sluiting. In de door lisenen (gemetselde verticale uit de muur springende stroken) verdeelde spaarvelden zijn rondboogvensters geplaatst. Daaronder loopt een waterlijst. Onder de goot is in gele steen siermetselwerk aangebracht. De opvallende ingang aan de zuidkant is van een monumentaal karakter. De inrichting van de kerk dateert grotendeels uit de (her)bouwtijd. De kuip van de preekstoel bevat toogpanelen en gecanneleerde pilasters die van zeventiende eeuwse oorsprong zijn en dus van de preekstoel uit de vorige kerk afkomstig zijn. Het klankbord en het voetstuk zijn in de negentiende eeuw vervaardigd. Het voetstuk is aangebracht na het vertrek van ds. Guldenarm in 1877. Deze predikant had last van hoogtevrees en voor hem werd de kuip van de preekstoel op de vloer geplaatst, net als in Oosthem en Abbega. Het doophek bestaat uit gietijzeren sierrasterwerk gevat in een houten omlijsting. Deze zelfde constructie is aangebracht als balustrade op de orgelgalerij.
De bank bij het doophek tegen de noordmuur was in de negentiende eeuw de Rengersbank, die eigendom was van grietman mr. Sjuck van Welderen baron Rengers en Wilhelmina Maria van Beeck Kalkoen, die op Epemastate in Ysbrechtum woonden. Om meer dan één reden gingen zij liever niet in Ysbrechtum ter kerke. Regelmatig woonden zij diensten bij in Folsgare om de rechtzinnige predikanten te horen. In het begin van de vorige eeuw kwam de bank in eigendom van de familie Boschma. Onder de houten vloer liggen enkele oude grafzerken, waaronder een grote, rijk gebeeldhouwde portretzerk van Claes Jans uit 1557 voor Hobbe van Zyarda en Foeckel van Roorda.
De zadeldaktoren werd in de jaren 1961 en 1962 grondig gerestaureerd. Voor het herstel van de buitenmuren moesten zo’n 9000 kloostermoppen worden gebruikt. Ongeveer 2000 werden uit Gaastmeer aangevoerd, waar ze overcompleet waren en afkomstig uit de kerkfundering. De rest werd nieuw gebakken in een steenfabriek volgens het oude kloostermopmodel. Op 3 september 1962 werd de voltooiing van de restauratie feestelijk gevierd met een bijeenkomst in de kerk. De oude klok, die in 1535 was gegoten door Geert van Wou en Johan ter Steghe, werd in de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetters gevorderd, maar keerde na de bevrijding terug. De toren kreeg in 1962 ook een nieuw uurwerk, geleverd door de fa. Eijsbouts uit Asten. Aan de toren, die eigendom is van de Stichting tot behoud van monumenten in de gemeente Súdwest-Fryslân, zijn voor het laatst in 2010 restauratiewerkzaamheden uitgevoerd.
De kerk onderging in de jaren 1980 en 1981 een noodzakelijke en omvangrijke restauratie, waarbij de offervaardigheid, eensgezindheid en inzet van de Folsgaarsters naar voren kwamen.
Eeuwenlang heeft in de kerk van Folsgare een voorzanger dienst gedaan, tot 1930 toen een harmonium werd aangeschaft voor de begeleiding van de samenzang. Timmerman M. Eppinga maakte een zolder aan de westkant in de kerkzaal waarop het harmonium werd geplaatst. Een pijporgel werd toen te duur gevonden. Pas in 1964 werd een orgel aangekocht, dat in 1908 was gebouwd in de gereformeerde kerk van Marrum. Het werd geleverd en geplaatst door Orgelbouw Ernst Leeflang uit Apeldoorn. Het orgel heeft de volgende dispositie:
Bourdon 16′
Prestant 8′
Holpijp 8′
Viola 8′
Octaaf 4′
Fluit 4′
Octaaf 2′
Mixtuur 2-3 sterk
Trompet 8′
pedaal aangehangen
T.E. van Popta