’t Anker Oosthem.

De Doleantie en de voormalige gereformeerde kerk

Alvorens aandacht te schenken aan het tegenwoordige kerkelijk centrum ’t Anker in Oosthem, is het nodig kort in te gaan op een stukje kerkgeschiedenis.

In de drie dorpen was men zich in de negentiende eeuw zeer bewust van toestanden die in de Nederlandse Hervormde Kerk in de loop van de negentiende eeuw waren ontstaan. Deze werden in strijd geacht met de belijdenisgeschriften en de oorspronkelijke grondslagen van de vaderlandse kerk, waardoor vrijzinnige invloeden steeds meer vrij spel kregen. De kerk werd van overheidswege via allerlei reglementen bestuurd en kende niet een van onderop georganiseerde bestuurlijke organisatie. De kerk was een soort staatskerk geworden. De plaatselijke gemeenten kwamen er nauwelijks aan te pas. Binnen orthodoxe kringen heerste grote onvrede over deze situatie, die gaandeweg ook tot allerlei misstanden had geleid. Onder de krachtige leiding van dr. Abraham Kuyper ontstond een beweging die terug wilde keren naar de gereformeerde belijdenis en de op de Bijbel gefundeerde kerkelijke organisatie, zoals die was vastgelegd in de Dordtse Kerkorde van 1618. In 1886 leidde het ertoe dat voorgangers en kerkenraden werden opgeroepen te breken met de bestaande synodale kerkelijke organisatie en de reglementenregering, die niet geworteld waren in de plaatselijke gemeenten. Door het hele land vormden zich vanaf 1886 in plaatselijke gemeenten groepen ambtsdragers en gemeenteleden die zich onttrokken aan de synodale hiërarchie en ertoe overgingen nieuwe gemeenten op te richten. De geschetste beweging werd Doleantie genoemd. Doleantie komt van “doleren”, dat “klagen” betekent. Het doleren of klagen betrof dus de toestand in de Nederlandse Hervormde Kerk.
De ambtsdragers en gemeenteleden die niet meegingen met de Doleantie maar evenzeer de misstanden erkenden in de kerk, wilden de “zieke kerk” van binnenuit weer gezond maken. Zij zagen de Doleantie, die tot kerkscheuring leidde, als een heilloze weg.

In 1888 vormde een groep bestaande uit enkele ambtsdragers en gemeenteleden een “Vergadering van dolerenden” in Oosthem. Uitdrukkelijk wensten dr. E.C. Gravemeijer (tot oktober 1887 predikant in Oosthem), de consulenten tijdens de vacatureperiode en de nieuwe Oosthemmer predikant ds. E.B. Gunning (vanaf september 1888), alsmede de meerderheid van de kerkenraad van de hervormde gemeente niet mee te gaan met de Doleantie en dat gold ook voor het merendeel van de gemeenteleden. De “Vergadering van dolerenden” werd op 30 april 1889 officieel geïnstalleerd tot de “Nederduitsch Gereformeerde Kerk te Oosthem, Abbega en Folsgare”. Daarmee was de kerkscheuring een feit. Aanvankelijk kwamen de dolerenden bijeen in een kaaspakhuis in Nijesyl, maar al spoedig werden de bijeenkomsten verplaatst naar Oosthem in een schuur op het Streekje (tegenwoordige Hernepaed). Begin 1890 werd besloten op de plaats van de schuur een nieuw kerkzaaltje te bouwen dat men beschouwde als een noodkerk. Het streven was erop gericht om, zodra zich een geschikte gelegenheid voordeed, een kerk in de “buorren” van Oosthem te bouwen. Tijdens de bouw van de noodkerk werd tijdelijk uitgeweken naar een schuur op Piekezijl. Op zondag 11 mei 1890 werd het nieuw gebouwde noodkerkje op het Streekje in gebruik genomen.

In 1892 vond op landelijk niveau een belangrijke organisatorische wijziging plaats. De dolerende Nederduitsch Gereformeerde Kerken en het overgrote deel van de Christelijk Gereformeerde Kerk, die uit de Afscheiding van 1834 voortkwam, verenigden zich tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. De dolerende gemeente in Oosthem kreeg nu als officiële naam de “Gereformeerde Kerk te Oosthem, Abbega en Folsgare”

Begin 1897 was de geref. kerk in de gelegenheid een perceeltje grond aan te kopen midden in het dorp aan de “rijdweg”. De oppervlakte was 228 ca groot en de koopprijs bedroeg ƒ 228,–, oftewel ƒ 1,– per ca, dat door de meelevende houding van de verkopers als een symbolisch bedrag mag worden beschouwd.. De koop vond plaats op 1 juli 1897. De bouw van de nieuwe kerk werd met voortvarendheid ter hand genomen en op 27 juli werd de eerste steen gelegd door de zestienjarige Gerrit Grondsma, zoon van W. Grondsma, een vooraanstaand en invloedrijk gemeentelid. Een gedenksteen werd ingemetseld in de voorgevel, naast de ingang. De kerk werd gebouwd naar een ontwerp van Joh. Spijksma, aannemer te IJlst. De bouw werd een samenwerkingsproject van twee aannemers: Spijksma te IJlst en D. Canrinus te Oosthem. Al op 3 november werd de kerk op feestelijke wijze in gebruik genomen. Minstens 250 personen woonden de gebeurtenis bij, waaronder velen uit omliggende plaatsen die zich verbonden voelden met de kerkelijke gemeente van Oosthem en een aantal predikanten van nabuurgemeenten. Ds. M. Visser, de eerste gereformeerde predikant van Oosthem, leidde de bijeenkomst.
De nieuwe kerk had totaal ƒ 5.444,– gekost. Naast de kerk werd het “hynstehok” gebouwd, waar de boeren tijdens de kerkdienst de paarden konden stallen, die hen en hun gezinsleden met het rijtuig naar de kerk brachten. In 1901 werden twee perceeltjes grond gekocht voor ƒ 1.975,–, gelegen tussen de kerk en de Bolswardervaart. Daarop werd in 1901 de pastorie gebouwd door de Oosthemmer aannemer D. Canrinus voor de aanneemsom van ƒ 2.000,–. Op 17 juli werd de eerste steen gelegd door Brechtje W. van der Velde. Een herinneringssteen werd aangebracht naast de voordeur. Deze investeringen drukten zwaar op de kleine gemeente en vroegen groter offers. Men had al grote moeite om de lopende uitgaven, waaronder het tractement van ds. Visser, te bekostigen Naast extra collectes die werden gehouden, schonken enkele kapitaalkrachtige gemeenteleden grote bijdragen. Verder werd gewerkt met renteloze leningen en er kwamen ook gaven binnen van sympathisanten uit plaatsen in de omgeving en zelfs van buiten de provincie.

Voor de bouw van de gereformeerde kerk moest worden gewoekerd met het vrij beperkte grondoppervlak. Het bakstenen gebouw met een driezijdige sluiting werd tamelijk breed en de breedte en de lengte van de kerkzaal hadden nagenoeg dezelfde afmetingen. De zijmuren bevatten vier rondboogvensters en zijn tussen de vensters versierd met lisenen (gemetselde verticale uit de muur springende stroken). In de voorgevel bevinden zich rondboogvensters boven en naast de ingang. Het geveltorentje met ingesnoerde spits heeft een stenen voorkant, die deel uitmaakt van de voorgevel van de kerk. De overige wanden zijn van hout. Boven de ingang is een steen aangebracht met daarop de tekst uit 1 Koningen 8, vers 29: “Dat uw oogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van welke Gij gezegd hebt: Mijn naam zal daar zijn! om te hooren naar het gebed, hetwelk uw knecht bidden zal in deze plaats.”
Het interieur heeft een classicistisch stucwerkbekleding met pilasters en overige passende sierelementen en een stucgewelf op een kooflijst. Van de drie bankenvakken stonden in het voorste deel van het middenvak enkele rijen stoelen. De originele preekstoel met kuip en klankbord is omstreeks 1950 verwijderd en vervangen door de nog bestaande eikenhouten kathedervormige kansel. Deze is vervaardigd door de Oosthemmer timmerknecht Klaas Hibma. Tevens zijn in die tijd de oorspronkelijke vensters met roedeverdeling gewijzigd in ramen met gekleurd glas in lood.

anker-orgel-001

Het van Dam orgel uit 1840 in kerkelijk centrum ‘t Anker te Oosthem

De in 1897 in gebruik genomen kerk had nog geen orgel. Het harmonium dat in de noodkerk was gebruikt was overgeplaatst naar de nieuwe kerk, maar functioneerde slecht. De wens naar een echt orgel werd in 1900 vervuld. Van de orgelmakers Bakker & Timmenga in Leeuwarden werd een orgel aangekocht dat in 1840 was gebouwd in de Doopsgezinde kerk te Heerenveen door Luitjen Jacob van Dam. Bakker & Timmenga hadden in Heerenveen een door hen gebouwd nieuw orgel geplaatst, waardoor het Van Dam-orgel te koop was. Levering en plaatsing van het instrument door Bakker & Timmenga in Oosthem kostten in totaal ruim ƒ 900,–. Op 8 juli 1900 werd het orgel in een bijzondere bijeenkomst in gebruik genomen. Bij de overplaatsing naar Oosthem is het instrument vrijwel ongewijzigd gebleven. Alleen de speeltafel is van de achterzijde naar de rechterkant van de orgelkas verhuisd. De kas is vervaardigd in empirestijl met ornamenten als siervazen en muziekinstrumenten. Het orgel is in 2003 grondig gerestaureerd door Flentrop Orgelbouw uit Zaandam onder adviseurschap van wijlen Jan Jongepier, organist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. Het schilderwerk aan de kas en de orgeltribune is in een fraaie en passende kleurstelling uitgevoerd door het gemeentelid de heer Feike van der Velde te Folsgare. Het gerestaureerde orgel werd op 30 augustus 2003 weer in gebruik genomen met een concert door Jan Jongepier. Het heeft de volgende, tevens oorspronkelijke dispositie:
Prestant 8′
Viola di Gamba 8′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Fluit d’Ámour 4′
Cornet 3-4 sterk (discant)
Gemshoorn 2′
Pedaal aangehangen.

In 2007 werd besloten het gereformeerde kerkgebouw te verbouwen tot kerkelijk centrum. De laatste dienst in de kerk werd gehouden op zondag 18 mei 2008. Een grootscheepse verbouw volgde om het gebouw zijn nieuwe bestemming te geven en geschikt te maken voor multifunctioneel gebruik. De banken en de houten vloer werden verwijderd. Er werd een geïsoleerde en vrij dragende betonnen vloer aangebracht. Kozijnen en ramen werden vervangen door nieuwe hardhouten kozijnen met thermopane glas. Daarop werd een houten roedeverdeling aangebracht in de stijl van de oorspronkelijke ramen. De hoofdingang werd aan de westkant gemaakt. De oorspronkelijke hoofdingang aan de noordzijde is nog wel aanwezig maar niet meer functioneel. Verder is een nooduitgang aangebracht in de muurzijde ten oosten van de preekstoel. In de hal zijn toiletten gekomen. Verder is er een keukenruimte met aanrecht gemaakt. De preekstoel en het orgel zijn gehandhaafd in de oorspronkelijke staat. De ruimte kan worden opgevuld met stoelen en tafels naar gelang van het gebruik. Een paar keer per jaar worden er nog diensten in gehouden.

Het vroegere “hynstehok” aan de westkant van de kerk is gesloopt en heeft plaats gemaakt voor een pleintje met fietsenstalling.

Het zo gecreëerde kerkelijk centrum vervangt het vroegere, in 1927 gebouwde gereformeerde verenigingsgebouw “Pro Rege”, dat is verkocht en tot woning is verbouwd. Het heeft een belangrijke centrale functie gekregen voor de Protestantse gemeente van Oosthem, Abbega en Folsgare.
Op zondag 2 november 2008 vond de eerste kerkdienst plaats in het nieuwe centrum en op 8 februari 2009 werd de naam ” ’t Anker” onthuld, die bedacht was door het gemeentelid wijlen de heer Watte R. Abma.

Dankzij bewezen respect voor het gebouw en veel vernuft en inzet van vrijwilligers heeft de vroegere gereformeerde kerk een bijzonder waardevolle en passende bestemming gekregen.

T.E. van Popta,
met dank aan Meike de Jong